Wat voor werk maakt Hans ter Horst?

Het werk van Hans ter Horst staat bol van ongerijmdheden ondanks het feit dat de uiterlijke verschijningsvorm altijd de wijze van weergeven bepaalt; het ‘moeiteloos’ met elkaar verbinden van wat in het ‘werkelijke leven’ onmogelijk, ondenkbaar of op zijn minst zeer onwaarschijnlijk is, ligt hieraan te grondslag waardoor de beschouwer zonder het te beseffen keer op keer op het verkeerde been wordt gezet.
Dankbaar maakt Hans ter Horst gebruik van het feit dat al wat in de schilderkunst wordt verbeeld en als ‘waar’ wordt aangeduid, op illusie berust; Hans echter gaat nog een stap verder doordat hij het onmogelijke tot ogenschijnlijke logica weet te verheffen. Zowel het spelen met ruimte en diepte, gesuggereerde ooghoogte en horizon, het verbinden van heden en verleden alsook het samenspel van handeling en decoratie spelen hierbij een sleutelrol.

Alvorens ‘aan de slag te gaan’ prepareert Hans ter Horst zijn doeken met wit, een werkwijze die indruist tegen de academische traditie die haar oorsprong vindt in de Venetiaanse schilderkunst van de XVI eeuw waar een donkere gronding uitgangspunt is. Ook in de manier van verf-opbreng negeert Hans de academische traditie; in plaats van de verf pasteus op te brengen past hij het tijdrovend, glacerend schilderen toe waarbij de haast transparante, pigment-arme verf laag voor laag over elkaar wordt geschoven. Deze manier van werken die in de Late Middeleeuwen en Vroege Renaissance gebruikelijk was resulteert in het werk van Hans ter Horst in sprankelende kleurresultaten waarbij zijn penseelvoering de platheid van het vlak respecteert en modulering noch atmosferisch perspectief aan de orde zijn.

Bij de keuze van zijn thema’s laat Hans ter Horst zich enerzijds leiden door de alledaagse beelden die ons continu vanuit de media bestormen en anderzijds door het verleden van Oudheid, Middeleeuwen en Renaissance. En net zoals het mogelijk is dat het toen en het nu hand in hand gaan, trekken humor en ironie samen op waarbij kritiek op bepaalde gebeurtenissen evenwel niet wordt geschuwd; vlijmscherp weet Hans ter Horst getuigenis af te leggen van wat in werkelijkheid doorgaans onder de deken wordt geschoven.

De titel van een schilderij speelt altijd een rol bij wat wordt verbeeld waarbij vaak het werk een andere betekenis krijgt dan op het eerste gezicht wordt verondersteld. Maar feit is dat de mens, gevangen in eenzaamheid en isolement, er altijd middelpunt is; weerloos en kwetsbaar staat hij in het leven en juist daar haakt Hans ter Horst op in waarbij het gevoel van beklemming en onbehagen wordt versterkt of verzwakt. Daarbij leiden decoratieve toevoegingen, omramingen of achtergronden nooit tot kitscherige voorstellingen, integendeel, ze verhevigen vaak uiterst schrijnend de rauwheid van wat wordt verteld.

drs. Natascha Bär, kunsthistorica